Ik ben opgegroeid in de stad Amsterdam, de heerlijkste stad die ik ken, en had daar te maken met een aantal ‘peergroups’ waarin ik me bewoog. Ik koos mijn eigen mensen uit om een borrel mee te gaan drinken, om mee naar het theater te gaan en om mee te werken. Zeer comfortabel en helemaal van deze tijd. Ik had verder met niemand iets te maken en deed gewoon wat de anderen om mij heen deden. ’s Avonds naar Pauw en Witteman kijken, naar theaterfestivals om voorstellingen te zien, die ik gemist had dat jaar, te werken met mensen die mij binnen de ‘vakpeergroup’ werden aangeraden. Maar ook benauwend af en toe. Het vernauwde in ieder geval mijn blik op de wereld.
Sinds ik permanent in het dorp Pingjum woon, aan de Waddenkust, ontdek ik dat de mensen hier allemaal anders zijn en verschillende belangstelling hebben voor dingen. Misschien is er wel één gezamenlijke belangstelling, namelijk voor het prachtige Wad waar we zo dichtbij wonen. Maar juist dat andere, dat verschillende tussen de mensen, spreekt me enorm aan. Langzamerhand leer ik steeds meer mensen kennen. Misschien nog niet persoonlijk, wel uit de verhalen die over hen verteld worden. Over Douwe, die op zijn 89ste nog elke vrijdag trouw eind van de middag zijn borrel drinkt samen met vele andere Pingjumers. Of over Klaas, nu getrouwd met de veel jongere Anne-leen, die hij hier leerde kennen en waarvoor ineens de vonk oversloeg. Zoveel als hij eerst deed voor het dorp, zoveel rustiger aan doet hij nu. Of hoe het komt dat boer Durk Hilarides nog steeds slagwerk speelt bij de fanfare, ook als hij het heel druk heeft. Omdat we allemaal weten dat de muzikaliteit al generaties lang in de familie zit en dat zijn overgrootvader jarenlang zelfs een muziekfestival van nationale faam in Pingjum organiseerde.
Steeds meer wordt mij het belang duidelijk van de ‘plek’ – zoals Willem van Toorn het noemt in zijn lezing van 8 mei (zie blog hiervoor) of de ‘plaats’, genoemd in het artikel in de LC over de Abel Herzberg lezing die Geert Mak gaf in Amsterdam waarin hij het spanningsveld in het Europese project tussen ‘ruimte’ (Europa, de internationale gemeenschap) en ‘plaats’ (het land, de regio, de eigen voorspelbare wereld) onder de loep nam. Pas nadat hij en zijn vrouw Jorwert hadden verlaten en waren verkast naar een ander dorp, kenden ze opeens de verhalen en de geschiedenis van hun buren niet meer. Opeens zaten ze in een vreemd café en merkten ze hoeveel draden aan hen trokken en hun vasthielden aan het oude dorp. En realiseerde hij zich “Wat de kracht, de macht en ook het belang was van het fenomeen ‘plaats’ ”. Om zijn lezing over het hedendaagse Europa te besluiten met de constatering dat er zonder Brussel geen Jorwert is en tegelijk geen Brussel zonder Jorwert. En dus is er ook geen Brussel zonder Pingjum. Dat is waar Nieuw Atlantis over gaat. Daarom verzamelen we zoveel mogelijk verhalen voor de Tijdtafel. Over mensen, over het dorp.